Hoe is het om lopen, wandelen, na jaren voor het eerst weer te kunnen ervaren als iets wat plezierig is, energie geeft, zelfs bevrijdend is? Voor velen zijn positieve ervaringen bij pelgrimeren, een langere tocht te voet maken, vanzelfsprekend. Maar voor mensen die te voet hebben moeten vluchten uit levensbedreigende omstandigheden, roept lopen juist moeilijke herinneringen op, ze ontwijken het. Dat de werkelijkheid anders kan zijn ervoer Rose Muberalugo, toen zij meeliep met de begeleide pelgrims 2-daagse van Wegen met Zegen in juni 2023.

Jarenlang heeft Rose ervan afgezien om voor haar plezier te gaan wandelen. Als 15-jarige is ze gevlucht voor het geweld in Rwanda, te voet ging ze naar buurland Oeganda. Ze is 44 als ze met de pelgrims 2-daagse meeloopt, van Elst naar het klooster in Huissen, en terug. Op de eerste dag loopt Rose na een tijdje voor de groep uit, tot haar eigen verbazing en die van de begeleiding. Rose twijfelde erg of ze wel mee zou gaan. Lopen was te beladen met negatieve herinneringen en lichamelijk ging het al een tijd niet goed met haar. En nu lijkt zij licht, makkelijk en met enthousiasme te lopen. Wat is er gebeurd? ’s Avonds in Huissen deelt ze haar ervaringen met de anderen, en wil dat in dit gesprek nog eens doen.

“Onderweg hoorde ik de vogels, ik voelde de wind, rook de geuren van buiten. Zo anders dan toen in Rwanda, op de vlucht door een land in oorlog met zijn aanblik en geluid van geweld en dreiging. Nu was de omgeving koesterend. De warmte hielp me om het lichamelijk aan te kunnen. En het deed me heel goed dat het nu mijn eigen keus was om te lopen. Het voelde allemaal als een bevrijding van al dat vroegere. Ik ging steeds harder lopen, het was licht in mijn hoofd, het ging heerlijk. De begeleiders wisten niet wat ze zagen, ze hadden gehoord van mijn problemen en vroegen zich af of het wel goed ging. Maar het ging goed.“

Terugkijkend naar haar verleden vertelt ze: “Ik ben opgegroeid in een rustig dorpje in Rwanda. Mijn ouders hadden een boerderij. Ik had twee broertjes. Ook mijn grootouders woonden in het dorp. We gingen naar de katholieke kerk en naar school, nou ja, dat laatste deden alleen de jongens. Meisjes hielpen thuis, maar dat vond je normaal.”

Dit rustige leven werd wreed verstoord door de gewelddadigheden die in 1994 uitbraken. “In de oorlog, op een avond nadat we klaar waren met het eten en gezellig zaten bij te kletsen met elkaar, vielen zo’n 15 mannen ons huis binnen. Ze doodden mijn moeder en vader, mijn broertjes en ik werden geslagen en meegenomen. Helaas kwam ik niet op dezelfde plek als mijn broertjes. Dus dit was de laatste keer dat ik ze zag tot na de oorlog. Ik kwam in een kamp waar andere meisjes en ik werden mishandeld, verkracht en verminkt. Op een dag viel er een bom op dit kamp. Wij wisten ons te bevrijden en liepen richting de grens van Oeganda. Daar kwamen we terecht in een kamp van het Rode Kruis en vandaaruit ben ik meegenomen naar Nederland.“

Rose krijgt asiel in Nederland als Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker. Ze komt in Wageningen terecht, leert over het leven in Nederland en maakt zich ook de Nederlandse taal eigen. Daarvoor moet ze ook het lezen en schrijven zelf leren. Ze begint een beroepsopleiding in de zorg op niveau 1. Het gaat goed en ze doet ook niveau 2, 3 en 4. Ze volgt verschillende therapieën voor zichzelf en gaat op zoek naar familieleden die mogelijk de oorlog overleefd hebben. Via de organisaties Rode Kruis, Memisa en Artsen zonder Grenzen vindt ze haar grootmoeder en dochter terug, een groot geschenk. Ze ontmoet hen in Oeganda, dat was een heel bijzonder en waardevol weerzien.

Rose gaat aan het werk als verpleegkundige. Daarin voelt ze zich helemaal thuis. Ze laat haar dochter naar Nederland komen. Ze werkt een aantal jaren met veel plezier in het ziekenhuis. Haar dochter raakt thuis in Nederland. Dan krijgt Rose lichamelijke klachten. Ze blijkt een auto-immuunziekte te hebben waardoor ze zich steeds moeilijker kan bewegen. Uiteindelijk moet ze met werken stoppen en leven van een uitkering. Het is allemaal niet naar haar zin, maar ze blijft zo actief mogelijk. Ook zorgt ze voor haar jonge zoon, geboren uit een relatie in Nederland. Dan krijgt ze contact met de stichting Quiet die mensen in moeilijker omstandigheden dingen aanbiedt die niet meer vanzelfsprekend zijn. Zo krijgt Rose de uitnodiging om met de 2-daagse pelgrimstocht van Wegen met Zegen mee te lopen en doet ze haar ervaringen op.

Na de pelgrimstocht voelt ze zich wekenlang lichamelijk en geestelijk heel goed. Door die andere ervaring van het lopen zelf, het contact met de groep en met de dominicanes die als begeleidster meeliep. Met haar kon Rose praten over het geloof en katholicisme, zoals ze het al kende in haar jeugd. Ze wandelt nu vaker voor haar plezier en voor haar conditie. Dat doet haar nog steeds goed. Ze kan de gevolgen van de gebeurtenissen in Rwanda niet helemaal overwinnen, zegt ze. Daarvoor was het te ingrijpend. Ze moet nu zo goed mogelijk omgaan met haar ziekte. Ze doet vrijwilligerswerk, onder andere voor een project in Oeganda, en heeft de zorg voor haar inmiddels 10-jarige zoon. Ze heeft een fijn contact met haar dochter. Die woont in het westen van Nederland en is net afgestudeerd als psycholoog aan de Leidse universiteit.

Een bijzonder levensverhaal én een bijzondere ervaring op de pelgrimsroute. Mooi dat Rose dit met ons gedeeld heeft.