Door Liesbeth Eugelink

Wat maakt pelgrimeren toch zo anders dan ‘gewoon’ langeafstandswandelen? Waar zit dit in? En kun je dit ook ervaren tijdens een mini-pelgrimage? Met die vraag liep ik de tweedaagse pelgrimsreis over Wegen met Zegen; veertig kilometer, van Nijmegen naar Huissen en weer terug.

“Ik geloof dat het het oversteken van de brug is geweest waardoor ik ten slotte ben veranderd.”

Marilynne Robinson, Een huishouden

1.

De Camino Vibe heb ik al, zodra ik thuis mijn wandelschoenen aantrek en mijn rugzak omhang. Het lijf stelt zich als vanzelf in op een dagmars. En de cadans van het lopen is er bij de eerste stap die ik buiten de deur zet, evenals de lonkende verte, het gevoel van vrijheid: ‘De dag is aan mij!’ Maar die gewaarwording ken ik ook van het Pieterpad en hoort bij het langeafstandswandelen. De vraag is of ik de komende twee dagen op mini-pelgrimage ook iets van het geheim van de camino ga ervaren. En ook of ik iets meer van dit geheim ga doorgronden. Wat maakt pelgrimeren toch zo anders dan ‘gewoon’ langeafstandswandelen? Waar zit dit in? Het is een vraag die mij, sinds ik de Camino del Norte in 2018 en 2019 liep, bezighoudt. En waarmee ik nu op weg ga, van Nijmegen naar Huissen en weer terug, inclusief overnachting in het Dominicanenklooster. De tweedaagse pelgrimsreis wordt georganiseerd door OpStap met Irene en wordt begeleid door Margreet Sanders en Marga Zwiggelaar van Wegen met Zegen, zodat ik mij niet hoef te bekommeren om route, eten of overnachting. En omdat we in een groep lopen, is veiligheid al helemaal geen issue. Ik heb dus alle tijd en ruimte om over mijn vraag na te denken.

2.

In de onvolprezen debuutroman Een huishouden (1980) van Marilynne Robinson dat zich afspeelt in een dorpje in het verre Westen van Amerika, is Lake Fingerbone altijd op de achtergrond, bijna dreigend, aanwezig: ‘Het is waar dat men zich in Fingerbone altijd van het meer bewust is, of van de diepte van het meer’, staat in het begin van het boek te lezen. Een dreiging die blijft. Aan het eind van de roman is het meer katalysator van de transformatie die zich voltrekt. Samen met haar tante Sylvie vertrekt Ruth uit het dorp waar zij haar hele leven gewoond heeft en loopt in het holst van de nacht over de brug over het meer. Een gebeurtenis die Ruth naderhand als volgt beschrijft ‘Er gebeurde iets, iets zo gedenkwaardigs dat, als ik aan het oversteken van de brug denk, een moment zich bolt als een lens, terwijl alle andere momenten, verkleind, naar de periferie glijden. Was het alleen maar dat de wind plotseling opstak […] of hoorden we werkelijk een geluid […] een woord zo waar dat we het niet verstonden, maar het eenvoudig als duisternis of water door onze zenuwen voelden stromen?’
Dwars door de nacht lopen tante en nichtje over de brug heen en komen er als herboren uit: voortaan gaan ze door het leven als zwervers, nomads, zoals er zovelen zijn in de Verenigde Staten. Hun gedaanteverandering garandeert niet per definitie een makkelijker leven, wel een zuiverder leven, in meer vrijheid.

3.

Zo ver als Robinson wil ik niet gaan, maar bij terugkomst van de mini-pelgrimage loop ik Nijmegen via de Waalbrug toch anders ín dan ik er gisteren, via dezelfde brug, uit liep. Ik ben niet de enige die het zo voelt, denk ik. Want vlak voor het oversteken houdt iedereen op hetzelfde moment halt. Leunend over de balustrade kijken we uit over de rivier en de oude stad met de Sint Stevenstoren pontificaal in het midden. Ik hóór bijna iedereen denken: ‘Wat heeft deze mini-pelgrimage mij gebracht?’ Want over een klein halfuurtje, na nog een kleine omweg via de Titus Brandsma-kapel aan het Keizer Karelplein, zit de tweedaagse er alweer op. Dan is er een afscheidsdrankje, delen we onze eerste indrukken en gaan we ieders ons weegs.

4.

Ja, het voelt, zelfs na twee dagen, echt anders. Alsof de deur naar mijn binnenste op een kier is gezet.
Die verinnerlijking heeft ergens tijdens deze tweedaagse plaatsgevonden. Anders dan de hoofdpersoon in Robinsons roman kan ik echter niet zo goed aanwijzen wanneer dit gebeurd is. Was het tijdens het Taizé-lied dat gezongen werd tijdens de Lauden, prachtig afgestemd op de Veertigdagentijd? ‘Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft.’ Of gebeurde het eerder al, de avond ervoor, tijdens de workshop in de kloosterbibliotheek waar iedereen de weg beschrijft die achter haar ligt? ‘Ik heb veel licht nodig om vrolijk te zijn’, vertelt groepsgenoot Marja aan de hand van de door haar uitgekozen ansichtkaart. ‘Vandaag heb ik veel licht ervaren.’ Waarna er een brede glimlach doorbreekt op haar gezicht, echo van de zon die vandaag de hele dag scheen, van het getjiftjaf, het schrille gefluit van de slechtvalk hoog in de lucht, het gegak van de laatste winterganzen in het veld.

Misschien daalde de rust wel in mij neer tijdens het biertje in de kloostertuin waar we neerstrijken na de eerste dagetappe. Of bij het luisteren naar de gedichten: ‘Zolang er nog ergens iemand bestaat / met wie ik als mens kan spreken / vind ik ook wel een stilte / midden op straat, een stilte die niet kan breken.’ (Guillaume van der Graft) Of komt het door de natuur die ons overal begroet: de meidoorn die in bloei staat, de lammetjes die naar moederschaap rennen als wij voorbijkomen, de geur van brak water en natte aarde die opstijgt uit de vele zegen (kleine afwateringskanaaltjes naar de Linge) die we passeren. Zeker komt het door de bijna vanzelfsprekende harmonie in onze groep waarbij we automatisch in hetzelfde tempo lopen; in ganzenpas over de drukke dijk, over een smal boerenpad of uitzwermend in stilte, op twee meter afstand van elkaar; ver weg genoeg om bij jezelf te komen, en toch bij elkaar.

5.

Of misschien gebeurde het meteen al in het begin. Na de eerste pauze bij het Eikpunt in Lent en na de ‘prullenpoort’ die toegang geeft tot landgoed Doornik waar we de komende twee uur in stilte wandelen. Want ik heb de eerste stap nog niet gezet, of mijn vader loopt ineens naast mij. ‘Hé’, zeg ik tegen hem. ‘Waar was je al die tijd? Ik heb je gemist!’ Ik vraag me af hoe het zou zijn om met hem de camino te lopen. Mijn vader is er niet meer. Ik kom het nooit meer te weten. Maar ik kan het me wel voorstellen. Ik weet zeker dat hij het geweldig gevonden zou hebben. Net als ik. Dolblij zou ik zijn! Het zou heel veilig voelen, want hij zou alles voor mij regelen. En precies dit zou mij op een gegeven moment gaan benauwen: ‘Laat mij nu ook zelf eens wat doen!’ Als we elkaar dit kunnen toevertrouwen, zouden we, geheel gelijkwaardig en in harmonie de camino kunnen lopen. En met dat ik dit denk, is hij weer weg. De boodschap is overgebracht. Van hem naar mij en van mij naar hem. ‘Wie wandelt, wandelt nooit alleen’ schreef Marinus van den Berg. ‘Altijd zijn er wel vogels / altijd de wind of de waterstromen’. Of een dierbare die in gedachten met je meeloopt.

6.

Een week na afloop van de tocht, als ‘de windstilte van de ziel’ – de typering is van Joke Hermsen – langzaam begint te verwaaien in het rumoer van alledag, denk ik verder na over de vraag waarmee ik vertrok. Is die merkwaardige ‘nederdaling’ in jezelf een deelaspect van het geheim van de camino? Zou die ontmoeting met mijn vader ook tijdens een gewone wandeling gebeurd kunnen zijn? Ik denk het haast van niet. Het wordt opgeroepen door het lange wandelen. Maar ook door de teksten die ons de afgelopen twee dagen zijn aangereikt, de stiltemomenten, de overnachting in het klooster, het meevieren van de Vespers en de Lauden, de kerken en kapellen die we bezocht hebben, de ontmoeting en de gesprekken met mijn mede-pelgrims.
Hierdoor ga ja, anders dan bij langeafstandswandelen waar je ook vakantie van jezelf hebt, bij pelgrimeren ook altijd met jezelf op pad. Je hebt weliswaar vrij van het leven van alledag, maar er is wel degelijk een zekere focus en gerichtheid; een doel, niet alleen buiten jezelf maar ook ín jezelf. Of dat nu een verlangen naar inzicht is, een gevoel van rust, een wens tot closure. ‘Ik hou van een uitdaging. Maar dit is tegelijkertijd mijn valkuil’, reflecteert Corrie. ‘Ik ben op zoek naar balans.’
Het heeft, met een wat groot woord, te maken met transformatie; een verandering die zich aan je voltrekt, in het volle bewustzijn dat deze verandering plaatsvindt, hoe klein ook. Je hoeft niet, zoals Ruth en Sylvie, alles achter je te laten en helemaal opnieuw te beginnen. De moed (her)vinden om de ene voet voor de andere te blijven zetten, om met theoloog Frits de Lange te spreken, kan soms al genoeg zijn.

Of misschien is het geheim van de camino nóg eenvoudiger. ‘Door te wandelen, heb ik leren ademhalen,’ vertelt mede-peregrina Jacobina mij. ‘Op die manier ben ik aan het herstellen van mijn longoperatie.’ Wandelen, pelgrimeren, is daarmee een keuze voor het leven. En voor de continue verandering die dit inhoudt. Want het pelgrimeren stopt niet zodra je je rugzak aflegt. Sterker nog: de transformatie begint pas echt zodra je weer thuis bent.

7.

‘Als je ergens naartoe wilt / en je blijft nadenken over / hoe je de eerste stap moet zetten, / dan wordt het niets. / Volg je eerste ingeving / en ga op pad; / dan kom je waar je naartoe moet, / en dat is goed.’ (Meister Eckhart)

Liesbeth Eugelink, Nijmegen, 5 april 2024